Zou een verbod op palmolie de duurzaamheid echt verbeteren?

Een verbod zou de duurzaamheid niet verbeteren, noch vanuit ecologisch of sociaaleconomisch oogpunt. Maar er moet zeker een verbeterd duurzaamheidsbeleid komen.

Door Matin Qaim – Hoogleraar landbouweconomie en plattelandsontwikkeling (Universiteit van Göttingen, Duitsland)

Een slechte reputatie

De wereldwijde vraag naar palmolie is de afgelopen decennia enorm gestegen, evenals de productie ervan. Palmolie wordt gemaakt van de vruchten van de oliepalm, een gewas dat alleen goed groeit in tropische omgevingen. Tegenwoordig zijn Indonesië en Maleisië de grootste palmolieproducenten en -exporteurs ter wereld (Fig. 1). De Europese Unie (EU) is een van de belangrijkste importregio’s. Zeventig procent van de wereldwijde palmolie wordt gebruikt voor voedsel, hetzij rechtstreeks als plantaardige olie, hetzij als ingrediënt in een groot aantal bewerkte voedingsmiddelen, variërend van chocopasta tot diepvriespizza. De overige 30% wordt gebruikt in de non-foodindustrie, waaronder biobrandstoffen en cosmetica.

Grafiek wereldwijde palmolieproductie tussen 1961 en 2017

Fig. 1: Wereldwijd geoogst oliepalmgebied (1961-2017). Bron: Qaim et al. (2020)

 

Ondanks het wijdverbreide gebruik heeft palmolie echter een slechte reputatie. Velen associëren de productie van palmolie voornamelijk met tropische ontbossing, klimaatverandering, verlies van leefgebied voor orang-oetans en andere bedreigde soorten, en de verplaatsing van lokale gemeenschappen om ruimte te maken voor de grote oliepalmplantages van multinationale ondernemingen. Tegen deze achtergrond wordt vaak beweerd dat palmolie verboden moet worden om al deze negatieve uitkomsten te voorkomen. Verschillende grote voedselverwerkende bedrijven zijn overgestapt op andere plantaardige oliën en gebruiken met succes een label “zonder palmolie” als marketingtool, gericht op duurzaamheidsbewuste consumenten. Zelfs landen en regio’s, zoals de EU, hebben om duurzaamheidsredenen nagedacht over importbeperkingen en -verboden voor palmolie.

Maar zou het verbieden van palmolie de wereldwijde duurzaamheid echt verbeteren? Het antwoord is een duidelijke “nee”, noch vanuit ecologisch milieuoogpunt, noch vanuit sociaaleconomisch oogpunt.

Ecologische voetafdruk

Laat me het uitleggen, te beginnen met het milieuperspectief. Het klopt dat de uitbreiding van palmolieplantages heeft bijgedragen aan tropische ontbossing. Wereldwijd is ongeveer de helft van het huidige oliepalmgebied ten koste van bossen ontwikkeld, wat heeft geleid tot een aanzienlijk verlies aan biodiversiteit en koolstofuitstoot. Maar een verbod op palmolie zou betekenen dat aan de vraag naar plantaardige olie moet worden voldaan door een hogere productie van andere oliegewassen, zoals soja, zonnebloempitten of koolzaad. Hiervoor zou veel meer land nodig zijn, aangezien oliepalm drie tot vier keer meer plantaardige olie per hectare produceert dan al deze andere gewassen. Daarom zou het vervangen van palmolie door andere plantaardige oliën leiden tot nog grotere verliezen aan bos en andere natuurlijke habitats.

Het omzetten van natuurlijk land naar landbouwgrond is de grootste bedreiging voor de biodiversiteit, vooral in tropische regio’s, en is ook verantwoordelijk voor 50% van alle broeikasgasuitstoot door de landbouw. Daarom moeten aanvullende veranderingen in landgebruik zoveel mogelijk vermeden worden. Maar zelfs wanneer opbrengstverschillen genegeerd worden en simpelweg de milieueffecten per hectare land vergeleken worden, scoort oliepalm als plantagegewas gunstiger dan jaarlijkse oliegewassen als het aankomt op koolstofvastlegging, efficiëntie van kunstmestgebruik en veldbiodiversiteit. Met andere woorden, het vervangen van palmolie door andere plantaardige oliën zou de ecologische en klimaatvoetafdruk van de productie niet verkleinen, maar juist vergroten.

Duurzame palmolieplantage

Men zou kunnen stellen dat – in plaats van palmolie te vervangen – het verminderen van de algemene vraag naar plantaardige olie ook een optie zou kunnen zijn. Dit klopt helemaal. Het verminderen van de benodigde hoeveelheden plantaardige olie door bewuster te consumeren, afval te verminderen en het gebruik van inefficiënte biobrandstoffen te vermijden, zijn beslist belangrijk om duurzaamheid te bevorderen. Desalniettemin zullen de benodigde hoeveelheden wereldwijd blijven stijgen, wat voornamelijk wordt gestimuleerd door de bevolkingsgroei en de inkomensgroei in Afrika en Azië.

Tegen deze achtergrond zou het kiezen van die gewassen en productietechnologieën die kunnen helpen om op de minst ecologisch destructieve manier aan de stijgende vraag te voldoen, hoge prioriteit hebben vanuit een breder duurzaamheidsperspectief, dat altijd rekening moet houden met ecologische, sociale en economische doelstellingen.

Armoede en sociaaleconomische ontwikkeling

Ik zal nu dieper ingaan op het sociaaleconomische perspectief. Er zijn inderdaad goed gedocumenteerde gevallen waarin lokale gemeenschappen in Papoea of ​​Borneo hun traditionele landrechten verloren of die verdreven werden door de uitbreiding van palmolieplantages. Dit zijn onaanvaardbare incidenten, maar ze zijn niet representatief voor de bredere effecten van oliepalm op de lokale bevolking. In Indonesië en Maleisië wordt meer dan 40% van het totale palmoliegebied niet door grote bedrijven beheerd, maar door kleine familiebedrijven met een gemiddeld grondbezit van minder dan vijf hectare. Ons eigen onderzoek in Sumatra, een van de hotspots van de recente oliepalmboom in Indonesië, toont aan dat deze kleine boeren aanzienlijk profiteren van de teelt van dit gewas.

Werkomstandigheden palmolieplantage

 

Oliepalm is winstgevender dan alternatieve gewassen, zoals rijst, cassave, rubber of groenten. Daarom draagt ​​de teelt van oliepalm bij aan inkomenswinst en dus aan verbeteringen in voeding, gezondheid en de opvoeding van kinderen. Onze langeretermijngegevens van Sumatra laten zien dat de oliepalmteelt de levensstandaard van landbouwhuishoudens met 15-20% heeft verhoogd, zelfs na controle op beïnvloedende factoren. Niet-agrarische huishoudens hebben er ook van geprofiteerd, aangezien de oliepalmboom de werkgelegenheid, de lonen en de plattelandsinfrastructuur verbeterd heeft. Door de snelle groei van de palmolie-industrie zijn de armoedecijfers in Sumatra en veel andere delen van Indonesië en Maleisië gehalveerd (Fig. 2). Een verbod op palmolie zou deze positieve sociaaleconomische ontwikkelingen dwarsbomen en mogelijk het levensonderhoud van miljoenen lokale boeren- en niet-landbouwhuishoudens bedreigen. In Afrika wordt zelfs meer dan 70% van de palmolie geproduceerd door kleinschalige boerderijen.

Grafiek relatie tussen armoede en oliepalmteelt in Indonesië

Fig. 2: Oliepalmteelt en armoede onder landbouwhuishoudens en niet-landbouwhuishoudens in Sumatra, Indonesië. Bron: Qaim et al. (2020)

 

Er is een duurzaamheidsbeleid nodig

Maar mijn conclusie dat het verbieden van palmolie de duurzaamheid niet zou verbeteren, wil niet zeggen dat alles prima is. Dat is het niet. Er zijn verschillende gebieden waarop verbeterd beleid geïmplementeerd moet worden om de duurzaamheid in de palmoliesector te vergroten:

  • De traditionele eigendomsrechten van lokale gemeenschappen op het land moeten versterkt worden en bosbeschermingsgebieden moeten duidelijk worden afgebakend en strikt gehandhaafd worden.
  • Er is meer onderzoek nodig om de palmolieopbrengsten per hectare verder te verhogen. Dit omdat hogere opbrengsten lagere landbehoeften betekenen om aan de stijgende vraag te voldoen. Hoge opbrengsten in combinatie met een effectief natuurbeschermingsbeleid kunnen helpen om een ​​groot deel van het resterende tropische regenwoud te behouden. Er zouden hoge opbrengsten behaald moeten worden door verbeterde genetica en betere agronomische praktijken, in plaats van grote hoeveelheden landbouwchemicaliën.
  • Kleine boerderijen hebben bijzondere aandacht nodig. Kleinschalige oliepalmteelt kan bijdragen aan positieve maatschappelijke ontwikkelingen, maar goede ondersteuning is belangrijk om technische en financiële beperkingen te overwinnen. De palmolieopbrengsten zijn gemiddeld veel lager op kleine boerderijen dan op grote bedrijfsplantages. Deze hiaten in de opbrengst kunnen worden verkleind door betere opleiding en betere toegang tot krediet en technologieën.
  • Het landschapsontwerp moet geoptimaliseerd worden. Grootschalige monocultuurplantages worden geassocieerd met een lage biodiversiteit en ecosysteemfuncties. Maar mozaïeklandschappen, waar kleinere oliepalmpercelen afgewisseld worden met bospercelen en andere natuurlijke landschapselementen, kunnen helpen om veel van de belangrijke ecosysteemfuncties te behouden, vaak zonder grote vermindering van de palmolieproductie.
  • Duurzaamheidscertificering kan een belangrijke rol spelen bij het op gang brengen van gewenste ecologische en sociale trends. De Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO) is een internationaal certificeringsinitiatief dat onlangs een aanzienlijk marktaandeel gewonnen heeft. Er zijn ook enkele landelijke initiatieven. Een uitdaging voor certificeringsregelingen is om duidelijk strikte duurzaamheidscriteria te definiëren en deze op schaal af te dwingen, vooral in een context van kleine boeren. Hier zijn nog verdere verbeteringen nodig.

 

Meer lezen:

Voor meer informatie, wordt verwezen naar een recent review-artikel van Matin Qaim en co-auteurs over de ecologische, economische en sociale gevolgen van palmolieproductie.

Op 23 november 2020 organiseerde de Sustainable Palm Oil Choice een webinar met dr. Matin Qaim. Klik hieronder om het Webinar te bekijken.

Webinar met Matin Qaim